Basis voor Honkbalweek werd gelegd tijdens EK ’56

‘Om over die eerste Haarlemse Honkbalweek te kunnen vertellen, moeten we eerst een klein aanloopje nemen.’ Met deze woorden begint oud-Honkbalweek-voorzitter Wim Oosterhof bij hem thuis in Haarlem, op een steenworp afstand van het Pim Mulierstadion. We gaan terug naar 1956, wanneer de Nederlandse honkbalploeg voor het eerst deelneemt aan een internationaal honkbaltoernooi. De spelers werden in Rome aanvankelijk als vorsten ontvangen. Daar kwam verandering in, toen die nieuwkomers plots een geduchte concurrent bleken te zijn.

Sterker nog, het Nederlands team was zelfs te sterk voor hun gastheren en dat werd ze niet in dank afgenomen. Oosterhoff was er destijds al bij in Italië en denkt met een glimlach terug aan hoe de stemming omsloeg. ‘We mochten ineens niet meer van dezelfde faciliteiten gebruikmaken. Vervolgens weigerden de Italianen de eerste Honkbalweken naar Haarlem te komen, want ze wilden de krachtverhoudingen niet al te zeer blootleggen.’

Dankzij de inspanningen van Wout Posthema, de toenmalige nieuwe voorzitter van de KNHB, streek twee jaar na het EK in Rome het honkbalcircus neer in Amsterdam. ‘Honkbal had het geluk dat mensen als Bob Spaak en Dick van Rijn, in die tijd de populairste sportverslaggevers van het land, enthousiast waren over de sport. De finale van het EK ’58 werd zelfs live uitgezonden op de televisie.’ Niet alleen via de televisie worden de honkbalverrichtingen nauwlettend gevolgd. Ook de tribunes zitten tijdens het toernooi vol met mensen die het spektakel weleens van dichtbij willen meemaken. Dat die tribunes en het honkbalveld er konden komen was te danken aan KNHB-voorzitter Posthema. Hij kreeg het voor elkaar dat de voetbalvelden van OVVO beschikbaar werden gesteld en na afloop van het toernooi ook weer snel voor het voetbal bespeelbaar werden gemaakt.

Na vier opeenvolgende Europese titels – want tussendoor toont Oranje zich ook in Mannheim (’57) en Barcelona (’59) de beste – leek het Nederlands team het eigen continent ontgroeid. Met de succesvolle organisatie van het EK in eigen land nog vers in het geheugen ontstond er een steeds sterkere behoefte aan een vast internationaal toernooi op Nederlandse bodem. In 1961 kwam uit die wens de eerste editie van de Haarlemse Honkbalweek voort.

Hoewel het EK dus in Amsterdam werd gehouden, was Haarlem op dat moment de onbetwiste honkbalhoofdstad van het land. De stad kende maar liefst vijf honkbalverenigingen en leek dus de meest vruchtbare plek om een internationaal toernooi uit de grond te stampen. ‘Gé Hoogenbos heeft toentertijd alles op alles gezet om het toernooi naar Haarlem te halen,’ herinnert Oosterhof zich. ‘Enkele wethouders hadden ook wel oren naar een internationaal sporttoernooi in Haarlem, maar de organisatie moest wel in handen liggen van een ervaren comité. Zo kwamen ze bij ons als bestuur van de jaarlijkse Haarlemse Sportweken uit.’

Geld was er op dat moment niet. De pijlen werden gericht op Amerikaanse soldaten die na de Tweede Wereldoorlog in de ons omliggende landen gestationeerd waren. Ron Fraser, de Amerikaanse coach van de Nederlandse ploeg, was militair in West-Duitsland geweest en had daaraan contacten door heel Europa overgehouden. Vanuit Chateauroux (Frankrijk), Alconbury en Londen (Engeland), Wiesbaden en Mannheim (West-Duitsland) reisden er voor die eerste Honkbalweek teams af naar Haarlem.

De Amerikanen bleken uit ander hout gesneden dan de Europese honkballers van wie de Nederlandse ploeg de laatste jaren zo makkelijk won. De Nederlandse formatie, die eerste editie uitkomend onder de naam Kieviten omdat de bond het niet toeliet dat zij als nationaal team aantraden, eindigden als vijfde van de zes. Alleen de ploeg uit London wisten ze dat jaar achter zich te houden. Toch was deze eerste honkbalweek een groot succes. Het publiek kwam in grote getalen af op het festijn en keek de ogen uit. Het veldspel en atletisch vermogen van de Amerikanen maakt grote indruk.

Voor de tweede editie twee jaar later verhuist het toernooi van het provisorische veld aan het Badmintonpad naar het nieuw aangelegde Pim Mulierstadion. ‘[Aannemersbedrijf] Nelissen heeft dat stadion in 88 dagen uit de grond gestampt.’ Het is het eerste honkbalstadion van Europa. Het nieuwe onderkomen beschikt bovendien over een heuse lichtinstallatie, zodat er nu ook ’s avonds bij kunstlicht gehonkbald kan worden. Het toernooi had een accommodatie gekregen die het evenement waardig was.

Terugkijkend op die begintijd valt al snel de naam van Bob Sullivan, meubelmiljonair uit Grand Rapids, Michigan. ‘Sullivan was een echte honkballiefhebber. Hij heeft de organisatie in de latere jaren een paar keer flink uit de brand geholpen. Als teams kort van tevoren afzegden, konden we hem altijd bellen.’ Vooral als in ’78 de Cubanen zich vlak voor de start van het toernooi afmelden, zit men in Haarlem met de handen in het haar. Een telefoontje naar Sullivan biedt uitkomst. Hij gooit de plannen om en stuurt zijn team op het eerste vliegtuig naar Nederland.

Ook aan de gastentent bewaart Oosterhof warme herinneringen. ‘Moeder Weijland, die de catering bij Haarlem Nicols verzorgde, smeerde daar de broodjes. Dan kreeg je er altijd een plak ontbijtkoek bij. In die ene tent kwamen de coaches, scheidsrechters, sponsoren en autoriteiten bij elkaar. Dat gaf wel een aparte band. Nu zit iedereen in zijn eigen box. Gerard Voogd was van het begin af aan organisatorisch de grote man. Hij haalde zowel teams als sponsoren binnen. In die tijd kwamen er veel hotemetoten naar Haarlem. Topmensen van Philips en Coca-Cola wilden zich maar wat graag met het toernooi associëren.’

Oosterhof ontmoette dankzij de Honkbalweek ook nog eens de liefde van zijn leven. Tijdens de voorbereidingen op de tweede editie stonden enkele betrokken wethouders hun secretaresse af aan de organisatie. Een van die secretaresses was Hennie met wie Wim inmiddels meer dan vijftig jaar getrouwd is. Waar gedurende hun eerste samenwerking slechts een vriendschap ontstond, bloeide er tijdens hun tweede samenwerking enkele jaren later iets moois op.

Plots kwam Wim, die tot die tijd altijd met de auto naar de vergaderingen bij Gerard Voogd thuis was gekomen, op de fiets, zodat hij samen met Hennie op kon fietsen.

Tekst: Sander Grasman